door Frans Hoffmann
Wij ontvingen onderstaande brief van Frans Hoffmann, vele jaren lang de drijvende kracht achter de geloofsgemeenschappen Loenen en Eerbeek.
Ter toelichting schrijft hij: “Ik
ben diep bezorgd over het wegkwijnen van zoveel
kernen van geloofsleven, waardoor velen het contact met de kerk verloren hebben
of dreigen te verliezen. Dit mag en had niet mogen gebeuren. Immers, de Goede Herder
blijft, ook onder de moeilijkste omstandigheden, zich inspannen om zijn kudde
bijeen te houden en zoekt liefdevol naar nieuwe wegen om dit heilige doel te
bereiken.“
Men zegt nu wel dat de economische crisis in Nederland zo langzamerhand
voorbij is, maar de crisis in de katholieke kerk in West-Europa - en met name
in Nederland - is misschien wel op zijn dieptepunt. Onverschilligheid ten
aanzien van het geloof, materialisme, afname van het normbesef, het ontbreken
aan de waarachtige liefdesverhoudingen tussen mensen onderling, om maar enkele
aspecten te noemen, ondermijnen het werkelijke geloofsleven en de
liefdesverhouding tot God. De kerk lijkt voor velen een verloren zaak.
Toch zijn er, wijdverspreid in ons land, vele kleine
geloofsgemeenschappen die de storm binnen de kerk weten te trotseren. Het zijn
vaak kleine, vitale groepen van gelovigen die actief zijn binnen de kerk en een
hechte band met elkaar vormen; met daarnaast grotere groepen van gelovigen die
min of meer "slapende" zijn en wakker worden op hoogtijdagen in de
kerk en actief zijn met Pasen, Kerstmis, Allerzielen en bij andere bijzondere
parochiële gelegenheden, zoals de jaarmarkten en speciale activiteiten om
gelden in te zamelen voor het onderhoud van de kerk. Samen vormen deze groepen van gelovigen de ware
kudde uit de parabel van de Goede Herder. Hun activiteiten zijn niet te onderschatten.
Ze hebben bewezen van essentieel belang te zijn voor het financieel
instandhouden van lokale kerkgebouwen
en daarmee een plekje in het dorp waarborgen waar gelovigen God en elkaar
kunnen blijven ontmoeten.
Echter, als gevolg van de fusies van parochies, die hebben
plaatsgevonden in de jaren 2010-2011, hebben vele kleinere
geloofsgemeenschappen hun zeggenschap over hun eigen toekomst en over hun
lokale kerkgebouw verloren. Hun toekomst werd in handen gelegd van anderen in
de nieuwgevormde parochie, die meestal geen enkele persoonlijke binding hebben
met die kleinere geloofsgemeenschappen. Onder het voorwendsel van te weinig
vitaliteit van de desbetreffende geloofsgemeenschap, en in een later stadium
het argument van een toekomstig tekort aan priesters, en een structureel
financieringsprobleem van de nieuwgevormde parochie, werden vele kleinere
kerken tot kerksluiting veroordeeld.
Men dacht hiermee de twee laatstgenoemde problemen te kunnen oplossen. De
lokale gelovigen, die vaak hun hele leven hadden geijverd voor het instandhouden
van hun kerkgebouw en daartoe nog steeds in staat zijn, werd de mond gesnoerd.
Hun vitaliteit, daadkracht en doorzettingsvermogen werden vaak onderschat.
Doordat hun kerk, als ontmoetingsplek, hun werd ontnomen, raakten deze geloofsgemeenschappen
in verval en voelen ze zich verlaten en gedesillusioneerd. Er wordt niet meer
naar hen omgekeken. Hen wordt gezegd dat voor het bijwonen van de
eucharistieviering er in de wijde omgeving nog wel een kerk te vinden is waar
men terecht kan, ook al ligt deze tientallen kilometers ver weg. Voor de oudere
gelovigen een bijna onmogelijke opgave.
Het verhaal van de Goede Herder,
dat aan deze gelovigen hun hele leven lang is voorgehouden, verliest plotseling
zijn oorspronkelijke waarde. Christus die op zoek gaat naar dat ene verloren
schaap, blijkt plots, door het huidig bisschoppelijk beleid, niet meer actueel.
Tekort aan priesters is kennelijk het argument. Echter, de lokale gelovigen
vragen niet om elke week een eucharistieviering te houden. Zij zijn er zich terdege
van bewust dat er een tekort is aan priesters. Echter, een enkele
eucharistieviering in de maand voelt voor hen als een godsgeschenk. Het geeft
deze lokale geloofsgemeenschappen juist een extra stimulans om door te gaan.
De vraag blijft waarom aan deze kleine geloofsgemeenschappen niet de
kans geboden wordt om hun financieel bestaansrecht te bewijzen. Mocht achteraf
blijken dat ze daartoe toch niet in staat zijn, dan kan men altijd nog tot kerksluiting
overgaan. Het voordeel hierbij is wel dat de lokale geloofsgemeenschap zelf
hiervoor kan worden aangesproken en een eventuele kerksluiting niet door
"buitenstaanders" wordt opgelegd. Hiermee wordt het eigen verantwoordelijkheidsgevoel aangesproken
en zal men eerder in een eventuele kerksluiting berusten. Wil men
geloofsgemeenschappen waar kerksluiting onvermijdelijk was, toch "binnen
de kudde houden", dan zal men wel de mogelijkheid moeten bieden om voor
onbepaalde tijd en ter plaatse een vervangende gebedsruimte te creëren waar ook
een eucharistieviering kan worden gehouden, ook al is het slechts één keer per
maand, als gevolg van een tekort aan priesters.
Laten we
voorzichtig omgaan met deze kernen van geloof. Zij vormen mogelijk in een later
stadium groeikernen en hernieuwde bronnen van inspiratie tot wederopbouw van
Gods Rijk.